Home » Artikel

Het Milgram monopolie

Een experimentele sociologie bestaat niet, zou je denken. Er is geen sociologisch laboratorium waar maatschappijvorsers in witte jas sociale processen nabootsen in proefopstelling. Maar toch bestaat er zoiets, het heet alleen anders: sociale psychologie.

Door Abram de Swaan

Veel sociaal psychologen houden zich bezig met kleine-groepsprocessen die zich onder hun nauwlettende regie afspelen in een afgeschermde onderzoeksruimte. Alle voorvallen worden nauwkeurig geobserveerd, geregistreerd, gemeten en gewogen, en statistisch geanalyseerd. Maar over groepsprocessen gaat het. Waarom heet het dan niet 'experimentele microsociologie'? Dat is het toch?

Omdat sociologen van oudsher buiten het laboratorium stonden. De eerste psychologische experimenten gingen over het functioneren van de hersenen, in het bijzonder over geheugen en waarneming. Die proeven werden uitgevoerd in een medische context. Vandaar de naam 'lab' voor onderzoekskamers waar verder geen glaswerk, bunsenbrander of microscoop te bekennen was. Sommige psychologen raakten geïnteresseerd in de interactie tussen proefpersonen en verbijzonderden zich als sociaal psychologen binnen dezelfde experimentele traditie.

Mede door Milgrams werk won de sociale psychologie aan academische standing

 

Het beroemdste sociaalpsychologische experiment werd uitgevoerd door Stanley Milgram die in 1961 zijn proefpersonen wijsmaakte dat ze deelnamen aan een onderzoek naar de werking van het geheugen. De deelnemers moesten aan een acteur die hun was voorgesteld als de proefpersoon steeds sterkere stroomstoten toedienen telkens als hij zich vergiste bij het opzeggen van woordparen die hij uit zijn hoofd had moeten leren. Die schokken waren nep. Het ging er uiteraard om hoever de echte proefpersonen bereid waren te gaan in opdracht van de experimentator.

Het schijn-experiment dat Milgram zijn proefpersonen voorschotelde was al een parodie op de inmiddels achterhaalde psychologische experimenten uit de tijd van zijn leermeesters: geheugenoefeningen met zinloze woordcombinaties gekoppeld aan beloning, of, zoals in dit geval, straf.

Johan Goudsblom noteerde in Stof waar honger uit ontstond dat er in elk geval twee mensen waren die in elk experiment weer stipt gehoorzaamden: de proefleider en de quasi-proefpersoon, die al die tijd de echte proefpersonen onder haast ondragelijke spanning moesten zetten en het zonder mankeren deden ook.

Veel meer mensen dan men zou verwachten waren bereid tot het uiterste te gaan. Milgrams experiment was een reactie op het proces dat kort tevoren tegen de nazi Adolf Eichmann was gevoerd in Jeruzalem. Toen de vrouw van een proefpersoon hoorde dat hij tot het eind toe schokken was blijven geven riposteerde ze: “From now on, you may consider yourself Eichmann”, en daarmee verwoordde ze  inderdaad de kern van Milgrams experiment.

 Mede door Milgrams werk won de sociale psychologie aan academische standing. Het vak had nu een eigen methodiek: het kleine-groepsexperiment onder nauwkeurig gemanipuleerde omstandigheden, binnen een afgemeten tijdsbestek in een afgescheiden, neutrale ruimte. Met deze mensproeven konden de sociaal psychologen hun eigen data genereren waar geen andere discipline toegang toe had.

Milgrams belangstelling voor sociaal-culturele parameters werd bij de talrijke replicaties van zijn experiment niet overgenomen. En voor zijn psychologische hypothesen bestond nog minder interesse. Meer en meer sloten zijn navolgers alle verklaringsgronden uit, behalve één: de situatie waarin de proefpersonen gebracht waren.

Het is onmiskenbaar, hier spraken onderzoekers met het gezag van het proefondervindelijk onderzoek. Hun experimenten met de driehoeksverhouding tussen proefleider, proefpersoon en quasi-proefpersoon werden niet gerekend tot de microsociologie, vanwege historische omstandigheden. Het is niet zo dat de indeling van de wetenschappen een afspiegeling is van de indeling van de werkelijkheid. Het is vooral een kwestie van een in de loop der jaren, soms zelfs min of meer toevallig gegroeide verkaveling van de wetenschappelijke arbeidsdeling en kennisdeling.

Belangrijk, misschien wel doorslaggevend voor de tamelijk autonome ontwikkeling van een wetenschapsgebied is het collectieve monopolie op een methodiek voor het genereren van gegevens.   

Reageren? Mail naar Redactie@sociologiemagazine.nl