Home » Artikel

Kleur Bekennen

Elk jaar lijkt de commotie omtrent Zwarte Piet toe te nemen. Zwarte Piet zou geen racisme zijn. Want racisme, daar maken Nederlanders zich niet schuldig aan. Of toch wel?

Door Dienke Hondius en Leen Sterckx

Dit artikel is verschenen in Sociologie Magazine, nummer 4 uit 2013.
Meer lezen? Op de hoogte blijven van de laatste sociologische ontwikkelingen? Neem direct een abonnement.

In toenemende mate stijgen in Nederland kritische geluiden op jegens de Sinterklaastraditie. Afro-Nederlanders laten desgevraagd weten dat ze al lange tijd moeite hebben met dit aspect van de Nederlandse cultuur, maar hun bedenkingen jarenlang hebben stilgehouden.
 Daaruit blijkt dat achter de discussie over Zwarte Piet ook een strijd gaande is over de vraag of kleur onderdeel is van de Nederlandse identiteit. Veel witte Nederlanders vinden het vanzelfsprekend dat ze niet racistisch zijn en zeggen dat Zwarte Piet in ieder geval niet zo bedoeld is. Veel zwarte Nederlanders vragen zich af hoe ze trotse burgers moeten zijn als elk jaar overal Zwarte Pieten door de straten hossen.
 In het najaar van 2012 laaide de discussie weer op via bijdragen in discussiefora, een serieuze televisiedocumentaire, wetenschappelijke artikelen en veel rumoer in de sociale media. De Amsterdamse wethouder Andrée van Es liet weten dat wat haar betreft Zwarte Piet uit de folklore mag verdwijnen: “Sinterklaas is ooit begonnen zonder Zwarte Piet en het wordt tijd ermee door te gaan zonder Zwarte Piet.”
 De Nederlandse gevoeligheid voor de beschuldiging van discriminatie op basis van ras is versterkt door het trauma van de holocaust. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd in nog geen drie jaar tijd zonder veel protest het overgrote deel van de joodse gemeenschap gedeporteerd en vermoord. Na de oorlog kregen overlevenden te maken met ongeloof en onbegrip. Op openlijke uitingen van antisemitisme en racisme ontstond een breed gedragen informeel verbod, maar dat betekende geenszins dat deze houdingen uit de samenleving verdwenen. Wel groeide de neiging om rassendiscriminatie onbenoemd te laten; een stilzwijgende consensus om niet te praten over huidkleur. Intussen kwam er evenmin een actieve juridische vervolging van racisme op gang. Het benoemen van huidkleur en discriminatie op basis van kleur werd zo niet minder dan een taboe.

Sociologie - Experiment

In december 2012 bracht het SCP de discriminatiemonitor 2012 uit. Daarin werd onder meer verslag gedaan van een experiment waarbij acteurs van Turkse, Marokkaanse, Antilliaanse, Surinaamse en autochtoon Nederlandse herkomst met fictieve, identieke cv’s zich aanmeldden bij uitzendbureaus. Uit hun resultaten blijkt dat de vraag welke rol huidkleur speelt in het Nederland van de 21ste eeuw onverminderd actueel is: de Afro-Nederlandse acteurs werden het vaakst geweigerd. Is huidkleur een stigma, in de betekenis die Goffman daaraan geeft: een kenmerk dat zo aanwezig is dat het je zelfpresentatie bepaalt omdat de ander er onvermijdelijk op reageert?
 Vanuit de Vrije Universiteit Amsterdam is onderzoek gedaan naar de geschiedenis en praktijk van racisme en raciale discriminatie in Nederland. In een deelproject interviewden studenten Afro-Nederlanders van Surinaamse, Antilliaanse en Afrikaanse herkomst over hun ervaringen met racisme en discriminatie. Daaruit doemt een ontluisterend beeld van de hedendaagse ras-relaties in Nederland op. Een grote meerderheid (75 tot 90 procent) van de 72 respondenten van het onderzoek antwoordde 'ja' op de vraag of volgens hen huidkleur ertoe doet in de Nederlandse samenleving. Om te vervolgen met het verhaal van hun meest uitgesproken persoonlijke ervaringen met betrekking tot racisme. De subtielere incidenten noemden ze niet eens. Dit hangt waarschijnlijk samen met een interviewer-effect: de respondenten zouden voorbeelden hebben gekozen die de interviewer – jonge, overwegend blanke universiteitsstudenten – zouden herkennen en erkennen als racistisch.
 Onder de voorbeelden kwam racisme op het werk naar voren: het worden afgewezen bij sollicitaties, zoals de acteurs van het SCP overkwam. En ook: het moeten opboksen tegen negatieve verwachtingen van hun blanke collega’s over het povere arbeidsethos van zwarten, hun gebrek aan punctualiteit, slechte beheersing van het Nederlands, schreeuwerige stijl en domheid. Een Antilliaanse Nederlandse houtbewerker vertelde hoe zijn collega’s geen orders wensen te krijgen van een zwarte baas omdat 'dat niet is zoals het hoort te zijn'.

Sociologie - Discriminatie

Een veel voorkomend fenomeen is dat blanke Nederlanders uitingen van racistische gevoelens verpakken als humor. Zoals een respondent zegt: “Nederlanders zullen er een grapje over maken en dan zeggen: 'Gewoon een geintje'. Maar indirect denk ik dat het een uiting is van iets wat ze echt vinden.” Op botte 'goedmoedige' opmerkingen of misplaatste humor is moeilijk te reageren, want een geintje, daar moet je immers tegen bestand zijn. Dat brengt ons bij een tweede, nog schrijnender conclusie van het onderzoek: de coping strategieën van Afro-Nederlanders bij incidenten die zij als kwetsend ervaren, zijn variaties op het thema 'op je tanden bijten'.
 Zwarte Nederlanders leren hun kinderen confrontaties met witte Nederlanders uit de weg te gaan. Ze bereiden hun kinderen voor op onaangename, racistische uitlatingen met de boodschap: het is onvermijdelijk en als het gebeurt, negeer het. Een 63-jarige Surinaamse vindt dat je er geen doekjes om moet winden: “Pas op met de politie, want jij bent de eerste die ze arresteren. Je bent zwart, je bent Surinaams. Je moet ze leren een harde huid te hebben wanneer ze nog jong zijn, anders kunnen ze er niet mee omgaan wanneer ze ouder zijn.”
 Het feit dat niemand zal toegeven zich schuldig te maken aan racistische uitlatingen, maakt het voor individuen moeilijk om te reageren. Zo blijft echter ook het beeld in stand dat in Nederland niet of nauwelijks gediscrimineerd wordt op huidkleur, dat echt racisme hier niet voorkomt.

Sociologie - Zwarte Piet-traditie

De strategie om pijnlijke ervaringen met racisme te verbergen, weerspiegelt het potentieel kwetsende van 'niet slecht bedoelde', discriminerende uitlatingen en de machteloosheid van het individu om er tegenin te gaan. Het argument dat de Zwarte Piet-traditie niet racistisch is omdat deze niet zo bedoeld is, is daarom niet houdbaar. Zwarte Piet wordt als kwetsend en vernederend ervaren door veel Afro-Nederlanders. En dat zou genoeg moeten zijn om ons als samenleving te beraden over de wenselijkheid van dit gebruik.
 Dat maakt het voor de blanke Nederlandse meerderheid overigens niet eenvoudiger om er afstand van te nemen. Het vereist kritisch zelfonderzoek en de erkenning dat racisme in de Nederlandse samenleving voorkomt en wellicht inherent is aan een van haar meest geliefde tradities. En dat ligt nu net zo gevoelig.
 Enerzijds lijdt het geen twijfel dat de meeste Nederlanders racisme verfoeien. Anderzijds is men zich weinig bewust van verborgen, terloopse discriminatie op huidkleur die misschien niet racistisch bedoeld is maar wel als dusdanig wordt ervaren: als zwarte klant gevolgd worden door winkelpersoneel, witte dames in de metro die naar hun handtasje grijpen als een zwarte man instapt en steeds maar weer die geintjes, onschuldige gebbetjes met een donkere collega.
 Huidkleur is zoals uit de interviews blijkt wel degelijk een relevant kenmerk in het leven van donkere Nederlanders dat hun zelfbeeld, zelfpresentatie en maatschappelijke positie beïnvloedt. Nederlandse academici en niet in de laatste plaats de Nederlandse sociologen zouden daarom 'ras' (niet in de betekenis van etniciteit, maar in de betekenis van 'zichtbaar verschil') als relevante factor in hun analyses moeten meenemen. Daarnaast zouden meer zwarte Nederlanders zich voldoende veilig moeten weten om zich te kunnen uitspreken bij ervaren racisme. Dat zal leiden tot bijzonder oncomfortabele gesprekken en debatten. Maar alleen zo komt verborgen racisme aan het licht.