Home » Artikel

Participatiesamenleving steunt op vrouwen

Door de krimpende verzorgingsstaat is er minder overheidssteun voor mensen die met fysieke tegenslagen te maken krijgen. Niels Schenk (Erasmus Universiteit Rotterdam) laat in zijn proefschrift onder meer zien dat vooral vrouwen de benodigde zorgtaken op zich nemen.
 

Door Roderick Sluiter

Het woord van het afgelopen jaar was 'participatiesamenleving'. Bij monde van koning Willem-Alexander introduceerde de regering dit begrip afgelopen Prinsjesdag voor een breed publiek. De klassieke verzorgingsstaat zou, zo luidde de redenering, aan vernieuwing toe zijn. De verantwoordelijkheid om mensen bij tegenslagen als ziekte en werkeloosheid te ondersteunen zou niet langer primair bij de overheid moeten liggen, maar meer en meer bij het individu zelf en zijn of haar directe omgeving.
 Voor Niels Schenk kon de discussie over de participatiesamenleving niet op een beter moment komen. Hij verdedigde in december 2013, twee maanden na Prinsjesdag, zijn proefschrift getiteld Multiple links. Public policy, family exchanges, well-being and policy endorsement. In dit proefschrift onderzocht hij in hoeverre de gulheid van overheidsbeleid samenhangt met 'familie-uitwisselingen', het bieden van hulp aan elkaar wanneer dat nodig is. Daarnaast bekeek Schenk of de bereidheid van familieleden om hulp te bieden (nadelige) gevolgen heeft voor het welbevinden van de zorgbehoevende en de zorgverlenende en de kwaliteit van hun relatie. Tot slot bestudeerde hij welke mensen een genereus overheidsbeleid omtrent ouderenzorg steunen. “Nu blijkt dus dat mijn proefschrift precies over die participatiesamenleving gaat”, vertelt Schenk lachend.

Familie-uitwisselingen

In zijn eerste empirische studie onderzoekt Schenk in hoeverre de gulheid van een overheid een invloed heeft op familie-uitwisselingen. Meer specifiek kijkt hij naar verschillen tussen Europese landen in de mate waarin ouders hun volwassen kinderen financieel ondersteunen. Eerder onderzoek naar dit soort familie-uitwisselingen vergeleek voornamelijk verschillende typen welvaartsstaten, gebruikmakend van de bekende typologie van Esping-Andersen. “Maar dan weet je nog niet heel veel”, geeft Schenk te kennen. “Je weet dan dat er in Spanje bijvoorbeeld minder frequente maar wel intensievere financiële steun van familieleden is dan in Scandinavische landen. Maar het is dan nog maar de vraag of dit iets te maken heeft met het gevoerde beleid in die landen, en zo ja, welk beleid precies.”
 Daarom onderzocht Schenk de relatie tussen specifiek overheidsbeleid, zoals beleid omtrent werkloosheid, en de financiële hulp die ouders geven. De verwachting luidt dan dat werklozen eerder financiële ondersteuning van hun ouders zullen krijgen in landen waar de overheidssteun voor werklozen geringer is. De bevindingen uit het proefschrift van Schenk laten echter zien dat er geen relatie is tussen overheidssteun en de mate waarin ouders hun volwassen kinderen financieel uit de brand helpen. Met andere woorden: de inkrimping van de welvaartsstaat hoeft geenszins te betekenen dat dit wordt opgevangen door naaste familieleden.

Benodigde expertise

Ook bestudeerde Schenk wie er opdraait voor de zorg voor naasten in het geval iemand te kampen heeft met lichamelijk ongemakken. Wanneer iemand specialistische zorg behoeft, zoals bijvoorbeeld het krijgen van injecties, hebben naasten vaak niet de benodigde expertise in huis om hierbij te kunnen helpen. Maar in het geval van niet-specialistische zorg, zoals hulp bij het toiletteren, kunnen naasten wel een bijdrage leveren. Sterker nog, het overheidsbeleid is erop gericht dat juist deze niet-specialistische zorg in eerste instantie door de partner verleend moet worden. Overheidssteun wordt pas geboden wanneer dit niet mogelijk is.
 Gebruikmakend van gegevens uit de Netherlands Kinship Panel Study, gecombineerd met registerdata van het CBS, laat Schenk zien dat voornamelijk vrouwen zorg dragen voor deze taken. “Het zijn de vrouwen die het vaakst een niet-specialistische zorgfunctie vervullen voor hun partner. Dit heeft voor een deel te maken met de gezondheid van de mannen”,  legt Schenk uit
 Mannen zouden vaker te maken krijgen met gezondheidsklachten. Daarnaast is de hulp vaak nodig als men op latere leeftijd is. En wanneer een oudere vrouw hiermee te kampen heeft, is de man lichamelijk minder vaak in staat om hulp te verlenen dan de vrouw. Dit kan echter niet het gehele verband tussen geslacht en het verlenen van zorg verklaren, volgens Schenk. Het overheidsbeleid lijkt daarmee onevenredig belastend voor vrouwen.
 
Afhankelijkheden

De beslissing om zorg te laten verlenen door de partner kan een grote impact hebben op de verhoudingen binnen een relatie. Het aangaan van een zorgrelatie verandert de afhankelijkheden tussen partners in sterke mate. En alhoewel er al onderzoek gedaan was naar de gevolgen van deze verandering voor het welbevinden van de zorgverlenende partner, was er maar weinig bekend over de gevolgen voor het welbevinden van de zorgbehoevende partner en de kwaliteit van hun relatie.
 Het British Household Panel bood Schenk de mogelijkheid om de consequenties van het aangaan van een zorgrelatie voor het welbevinden van beide partners en de relatiekwaliteit. In dit survey zijn leden van Britse huishoudens herhaaldelijk ondervraagd, waardoor het mogelijk is om het welbevinden en de kwaliteit van de relatie zowel voor als na het aangaan van een zorgrelatie te bestuderen. De resultaten van Schenk wijzen, tegen de verwachtingen in, niet op een drastische verandering in het welzijn van de betrokkenen en de kwaliteit van de relatie. Schenk ziet weliswaar onder meer een significante afname in het welbevinden van de zorgverlenende partner, maar dit verschil valt eigenlijk wel mee. “Eigenlijk was de gevonden verandering marginaal”, legt hij uit. “Er verandert namelijk zóveel in zo’n relatie, dat je een veel sterkere afname in het welbevinden verwacht. Het blijft moeilijk om te bepalen of zo’n significante afname in substantiële zin iets voorstelt. Mijn resultaten laten zien dat de gevolgen beperkt zijn”.

Overheidsbeleid

De laatste empirische studie uit het proefschrift betreft de steun die er gegeven wordt voor overheidsbeleid. Schenk bestudeert hier specifiek welke mensen steun geven aan de stelling dat de overheid garant moet staan voor de levensstandaard van ouderen. Bevindingen uit de wetenschappelijke literatuur laten zien dat steun voor dit soort beleid nauwelijks afhankelijk is van leeftijd.
 Het idee dat de levenskwaliteit van ouderen de verantwoordelijkheid is van de overheid wordt breed gedragen, niet alleen door ouderen, maar ook door jongeren. Steun hiervoor lijkt vooral te ontbreken wanneer jongeren in slechtere economische omstandigheden leven. “Als je aan mensen vraagt of ouderen hulp van de overheid moeten krijgen, blijkt dat het niet alleen gaat om de kwestie of mensen zelf een belang hebben bij het overheidsbeleid. Het eigenbelang gaat pas een rol spelen als het met iemand financieel slechter gaat”, aldus Schenk.