Essay nummer 3 Sociologie Magazine

Opleiden in een veranderende arbeidsmarkt

Dit essay (opgenomen in nummer 3, 2019) wordt u aangeboden door Sociologie Magazine. Alle andere artikelen uit dit nummer ook lezen? Neem nu een abonnement!

Met welke opleiding is de kans op het vinden van een baan het grootst? Het is een vraag waar de afgelopen decennia menigeen zich het hoofd over heeft gebroken. Veel studies hebben laten zien dat werknemers met een smalle beroepsopleiding een betere aansluiting hebben op de arbeidsmarkt. Maar komt deze opvatting nog wel overeen met de hedendaagse praktijk?

Door Thijs Bol

Volgens de Nederlandse beroepenclassificatie van 1992 is de primaire taak van een boekhouder als volgt te beschrijven: 'Administratieve werkzaamheden verrichten waarbij veel rekenwerk voorkomt, zoals boekhouden, het opstellen van statistieken, het verwerken van belastinggegevens en dergelijke.' Bijna dertig jaar later is het takenpakket van een boekhouder compleet veranderd. Vrijwel al het rekenwerk is inmiddels geautomatiseerd.
 Deze verandering in het takenpakket van een boekhouder wordt duidelijk in de in 2010 herziene classificatie van Nederlandse beroepen. In plaats van 'veel rekenwerk' staat er nu 'veel rekenwerk (meestal met een computer)'. De automatisering van taken op de arbeidsmarkt vindt vooral plaats in beroepen in het middensegment. Er is een polarisatie van de beroepenstructuur: het werk aan de onderkant (lage-serviceberoepen, zoals schoonmakers) en bovenkant (professionals) groeit, maar de werkgelegenheid neemt rap af in gemiddeld betaalde beroepen: administratieve beroepen, fabrieksmatige beroepen en ambachten.

Moordende tempo

Het moordende tempo waarmee de arbeidsmarkt verandert vormt een uitdaging voor het onderwijs. Een belangrijke taak van het onderwijs is immers om studenten klaar te stomen voor de arbeidsmarkt. Maar hoe doen we dat wanneer de arbeidsmarkt er binnen twintig jaar volledig anders uit kan zien? Hoe leiden we de generatie van de toekomst op? Wat zijn de vaardigheden die van cruciaal belang zijn om studenten mee te geven? Is het eigenlijk wel handig om een boekhouder te leren werken met boekhoudkundige methoden die misschien tien jaar later weer verdwenen zijn?
 Als het gaat om de aansluiting tussen school en werk is een belangrijk onderscheid dat sociologen maken het onderscheid tussen beroeps- en algemeen onderwijs. Beroepsonderwijs wordt in Nederland vaak gezien als studeren aan mbo-opleidingen of hbo-opleidingen. Hier wordt men via een combinatie van school en werk voorbereid op een beroep. Soms ligt de nadruk in dit soort opleidingen op werk, vooral in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) op het mbo. In de meeste gevallen ligt de nadruk op school, maar wordt er wel al relevante werkervaring opgedaan, bijvoorbeeld via langdurige stages. Het belangrijkste aspect van een beroepsopleiding is dat het een smalle opleiding is waarin studenten worden voorbereid voor een specifiek beroep, bijvoorbeeld kapper (mbo) of hartfunctielaborant (hbo).
 Algemene opleidingen zijn breed, en vinden we veelal aan de universiteit of het middelbaar onderwijs: een havo- en vwo-diploma worden gezien als algemene diploma’s. Hier leren mensen geen beroepsspecifieke vaardigheden, maar blijven zij breed inzetbaar op de arbeidsmarkt, zo is het idee. Sociologie-opleidingen leiden studenten niet op tot een beroep: slechts een enkeling wordt socioloog. In plaats daarvan waaieren de sociologen uit over allerlei beroepen en sectoren van de arbeidsmarkt – recentelijk kwam ik een ex-studente tegen die journaliste was geworden na haar opleiding Sociologie.

Tussen wal en schip

Maar wat is nou beter qua kansen op de arbeidsmarkt: een brede of een smalle opleiding? Veel studies hebben laten zien dat werknemers met een smalle beroepsopleiding een betere aansluiting hebben op de arbeidsmarkt. Juist dat ze veel beroepsspecifieke vaardigheden hebben, maakt ze aantrekkelijk voor werkgevers: in plaats van iemand nog klaar te moeten stomen voor een baan kunnen de werknemers met een beroepsopleiding direct aan het werk. Studenten hebben al stage gelopen en relevante werkervaring opgedaan, vaak bij het bedrijf waar ze later gaan werken.  Studenten met een brede opleiding missen dit voordeel. Zij hebben vaak geen enkele relevante werkervaring opgedaan en het duurt dan ook langer totdat ze een baan vinden. Verschillende studies laten zien dat de jeugdwerkloosheid een stuk lager is in landen die een omvangrijk beroepsonderwijssysteem hebben, zoals Duitsland of Nederland. In landen zonder beroepsonderwijs, zoals de Verenigde Staten, vallen de schoolverlaters vaker tussen wal en schip. Amerikaanse studenten met alleen een high school-diploma zijn bijvoorbeeld veel vaker werkloos dan de mbo-afgestudeerden in Nederland.

Specifieke kennis

Goed nieuws dus voor de beroepsopleidingen! Deze studenten vinden sneller werk, zeker in vergelijking met werkzoekenden met een brede, algemene opleiding. Recent onderzoek beargumenteert echter dat het in een snel veranderende arbeidsmarkt niet per se handig is om in te zetten op beroepsspecifiek onderwijs. De boekhouder met een mbo-opleiding in boekhouding heeft allemaal specifieke kennis die nu niet meer waardevol is op de arbeidsmarkt. Wat kan hij met zijn vaardigheden nu de vraag naar boekhouders sterk is afgenomen? Voor de socioloog maken de veranderingen op de arbeidsmarkt veel minder uit: die heeft immers een brede basis. En als de werkgelegenheid verdwijnt in het vak dat de socioloog uitoefent, dan is er nog een verscheidenheid aan andere mogelijkheden.
 Het belangrijkste argument in het onderzoek is dat de effecten van beroepsonderwijs op arbeidsmarktuitkomsten variëren over de levensloop. Het kan voordelen opleveren bij de start van de carrière (degenen met een smalle opleiding vinden sneller werk), maar het kan leiden tot een nadeel wanneer werknemers ouder zijn. De specifieke set aan vaardigheden van deze werknemers is een pluspunt bij het toetreden tot de arbeidsmarkt, maar maakt ze ook minder flexibel.

Meer of minder beroepsgericht

In een dit jaar verschenen studie heb ik dit samen met collega’s uit Nederland en de Verenigde Staten verder onderzocht. Is het nou daadwerkelijk zo goed om een specifieke opleiding te hebben? En hoe varieert dit over de levensloop? Een belangrijk onderscheid tussen ons onderzoek en eerdere studies is dat we beroeps- en algemeen onderwijs niet als een dichotoom onderscheid zien. Een opleiding kan meer of minder beroepsgericht zijn.
 Laat ik een voorbeeld geven: zowel Medicijnen als Sociologie worden vaak als een algemene opleiding gezien, want de studies zijn ondergebracht binnen de universiteit. Dit terwijl geneeskundestudenten veel meer beroepsgerichte vaardigheden leren dan sociologiestudenten. Op eenzelfde manier worden zowel een mbo-diploma in handel als een mbo-diploma in TIG-lassen (een specialistische vorm van lassen) als even beroepsgericht beschouwd, terwijl het duidelijk is dat afgestudeerden met een diploma in handel uit kunnen wijken naar een veel grotere hoeveelheid beroepen dan de zeer specifiek opgeleide TIG-lasser.
 Wij meten de beroepsgerichtheid van een opleiding door te kijken waar studenten feitelijk gaan werken: als veel studenten met dezelfde opleiding werkzaam zijn in hetzelfde beroep is het blijkbaar een beroepsgerichte opleiding. Medicijnen is wederom een goed voorbeeld: bijna alle geneeskundestudenten worden dokter, wat laat zien dat het een opleiding is die sterk opleidt tot één beroep. Bij Sociologie zien we dat studenten uitwaaieren over een grote veelheid van beroepen, en dus is dat een brede opleiding.  Vervolgens bekijken we wie er beter af is op de arbeidsmarkt. Zijn dat degenen met een meer specifieke of degenen met een brede of smalle opleiding? We onderzochten deze vraag in drie landen die een zeer verschillend onderwijssysteem hebben: Duitsland, Frankrijk en de Verenigde Staten. Duitsland heeft een groot beroepsonderwijssysteem waarin leerlingen vooral leren tijdens het werk. In Frankrijk is er beroepsonderwijs, maar dat vindt vooral plaats op school en veel minder in de vorm van stages. De Verenigde Staten heeft, zoals gezegd, geen beroepsonderwijssysteem: na de high school kan je gaan werken of door naar een college.

Baanzekerheid

Onze resultaten laten zien dat werkenden met een smalle, specifieke, opleiding het over het algemeen beter doen op de arbeidsmarkt. Hun loon is gemiddeld hoger dan dat van werkenden met een meer brede, algemene, opleiding. Maar er is wel een belangrijk voorbehoud: de positieve effecten van een specifieke opleiding worden alleen gevonden voor degenen die gaan werken in het beroep waar ze voor opgeleid zijn. Als er een match is tussen opleiding en werk verdienen ze gemiddeld een hoger loon, maar als er een mismatch is, dan is het loon lager. En dat verschil tussen de goed en slecht geplaatste werknemers is veel groter onder de groep met een specialistische opleiding. De geneeskundestudent die arts wordt doet het veel beter dan de algemeen universitair geschoolde, maar de lonen zijn relatief laag voor geneeskundestudenten die geen werk vinden als arts.
 Ook vinden we dat werknemers met een meer specialistische opleiding minder vaak werkloos zijn. Vooral onder werknemers met een middelbare opleiding is dat effect groot: juist voor deze groep betaalt een meer specifieke opleiding zich uit in meer baanzekerheid en een meer stabiele positie op de arbeidsmarkt.  Maar hoe verschillen de effecten hiervan over de levensloop? Is dat voordeel van een smalle opleiding er ook nog als werknemers ouder zijn? Het wellicht verrassende antwoord op deze vraag is dat specialistisch opgeleiden het later in de carrière niet slechter gaan doen dan de algemeen opgeleiden, zowel niet qua loon als qua werkloosheid. Alhoewel de theorie heel plausibel klinkt – een specifieke opleiding maakt werknemers immobiel op de arbeidsmarkt – vinden we hier eigenlijk geen bewijs voor. De redenen van het uitblijven van een levensloopeffect zijn moeilijk te onderzoeken, maar de verklaring ligt vermoedelijk in de nogal statische blik die er is van vaardigheden. Vaak is dit het idee: Men leert iets in het onderwijs, en vervolgens past men deze vaardigheden de rest van de carrière toe.
 Maar zo gaat het natuurlijk helemaal niet – niet voor smal opgeleiden én niet voor breed opgeleiden. De boekhouder die nog geleerd heeft boekhouding handmatig te doen leert gedurende zijn of haar carrière te werken met nieuwe software. De TIG-lasser volgt cursussen en bijscholing om nieuwe technieken toe te kunnen passen. Sociologen die vroeger hun statistische analyses nog uitvoerden met behulp van ponskaarten weten inmiddels ook hun weg te vinden in Stata of R, om de meest complexe analyses met een klik van een muis te kunnen maken.

Groeiende angst

De vraag is dan ook of de vrij sterke roep om meer algemene scholing in het beroepsonderwijs wel ergens op gebaseerd is. Er is met name bij de politiek een groeiende angst dat specialistisch opgeleiden later in de problemen komen, omdat ze weinig aanpassingsvermogen hebben. Dat het beroepsonderwijssysteem onder druk staat. En dus moet er ingezet worden op algemene vaardigheden of op zelfs de terecht verketterde 21st century skills.
 Natuurlijk is aanpassingsvermogen belangrijk. Natuurlijk is creativiteit goed. Maar die vaardigheden zijn niet alleen voorbehouden aan werknemers met een algemene opleiding. Specialistisch geschoolden hebben deze vermogens ook. En als we ze dan echt meer aanpassingsvermogen aan willen leren, is het middelbaar beroepsonderwijs niet de plek. Op die leeftijd is het te laat en zijn deze algemene vaardigheden al lang gevormd.  Maar de vraag is of het überhaupt nodig is. Ons onderzoek laat zien dat het allemaal wel meevalt met de carrièrekansen voor specialistisch geschoolden. Natuurlijk, de arbeidsmarkt verandert, en wellicht sneller dan pakweg twintig jaar geleden. Maar dat wil niet zeggen dat werknemers met een smalle opleiding niet mee kunnen veranderen.

Thijs Bol is universitair hoofddocent Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam.

Literatuur:
General Education, Vocational Education, and Labor-Market Outcomes over the Lifecycle. E.A. Hanushek, G. Schwerdt, L. Woessmann & L. Zhang (2017) In: Journal of Human Resources, 52(1), 48–87.
School-to-Work Linkages, Educational Mismatches, and Labor Market Outcomes. T. Bol, C. Ciocca Eller, H.G. van de Werfhorst & T.A. DiPrete (2019) In: American Sociological Review, 84(2), 275–307.