Home » Column

Zien door te kijken

Sociologie Magazine - Crisis

Mark van Ostaijen
Ik kreeg laatst een aardig mailtje van een lezer. Hij had mijn vorige column De sociologie van de lantaarnpaal gelezen en het had hem anders naar zijn wereld leren kijken. Los van dat ik hiermee een zelffelicitatie wil vermijden, doet het me oprecht deugd als ik mensen anders kan laten kijken, denken, begrijpen. Zo kan ik zelf nooit meer naar geld kijken zonder aan Georg Simmel te denken, nooit meer naar een stoep zonder aan Jane Jacobs, nooit meer naar een gevangenis zonder aan Michel Foucault en nooit meer naar een schoolkrant zonder aan Robert Merton te denken.
 Het begint volgens mij met een observatie. Want je kan alleen iets zien door goed te kijken en je kan pas iets gaan observeren door iets goed te zien. En pas met goed observeren kan je dingen gaan begrijpen, zonder ze – zoals onze minister-president veronderstelt – te vergoelijken. Dat hangt sterk samen met mijn wetenschapsopvatting. Gevraagd naar wat wetenschap is, antwoordde natuurkundige en inmiddels minister Robbert Dijkgraaf dat het zoiets is als het zoeken naar het 'begin van een plakband op een rolletje'. Socioloog Godfried Engbersen stelde ooit dat sociologie zoiets is als een goede detective of puzzel oplossen, terwijl de Franse socioloog Pierre Bourdieu meer ophad met de beeldspraak van de socioloog als arts van het sociale lichaam.
 Ik kijk daar iets anders naar. Los van de metaforische beeldspraak (want metaforen nemen je eerst bij de hand en daarna bij de neus) is de vergelijking met bijvoorbeeld een plakbandrolletje tamelijk kwestieus. Het veronderstelt onder meer dat je vooraf weet waar je moet zoeken. Het veronderstelt ook dat je weet waar je naar op zoek bent. En dat er een begin is, een antwoord dat, als je het gevonden hebt, de vraag oplost. Misschien werkt dat zo voor fysica, ik betwijfel het, maar in de sociale wetenschappen en de sociologie in het bijzonder is die metafoor bijzonder misleidend. En dat is tegelijkertijd waarom publiekswetenschap voor sociale wetenschappers zo’n zware taak is. Naast het feit dat veel van de begrippen waar ze mee werken sociale en veelal ook politieke begrippen en dus contested concepts zijn, en gekenmerkt worden door een hoge mate van plausibiliteit, kunnen sociale wetenschappers niet terugvallen op dat plakbandje. In de sociale werkelijkheid bestaat er nauwelijks zoiets als een aan te wijzen begin of einde. Het sociale ontvouwt zich. En bij een antwoord op een vraag dient zich alweer een nieuw probleem aan. Soms is het probleem juist dat iets niet een probleem is. Je moet dus harder werken.
 Zodoende ben ik meer van toevalligheden, van het belang van niet-weten waar of hoe je moet beginnen, van suggestie, van irrationaliteit, gedrevenheid, nieuwsgierigheid en onduidelijkheid. Je moet iets meer hebben met het zoeken dan het vinden. Zoeken naar aanknopingspunten, naar signalen of tekens, zonder op voorhand te weten wat ze be-tekenen. Dat kan met sociologische verbeeldingskracht, sociological imagination, die eruit bestaat om persoonlijke uitdagingen te verbinden aan sociale structuren, en die ervoor kunnen zorgen dat een perspectief kantelt.
 Een socioloog is zoals wat Merleau-Ponty voor de filosofie stelt, namelijk 'een eeuwige beginner, hetgeen betekent dat hij (of zij, MvO) niet voor vanzelfsprekend aanneemt wat mensen, geleerd of niet, denken te weten.' Begin er dus maar aan, en dat bedoel ik als imperatief in plaats van verzuchting. Dus: welke observatie heb jij laatst gedaan? Deel het met me via vanostaijen@essb.eur.nl, ik ben benieuwd.