Home » Artikel

Puberstrijd om populariteit

Het begin van de adolescentie is een vreselijke tijd. Lichaamsdelen groeien, er komt haar op de meest ongemakkelijke plekken, je gaat naar een nieuwe school en ouders beginnen opeens tegen je te zeuren. Allemaal veranderingen die je erg onzeker maken. Gelukkig kun je nog terugvallen op je leeftijdsgenoten. Maar dan moet je er wel bij horen… Wat maakt of jongeren goed liggen in de groep, aardig gevonden worden, of zelfs populair zijn?

Door Jan Kornelis Dijkstra

Tijdens de adolescentie worden relaties met leeftijdsgenoten steeds belangrijker. Onderzoek tot dusver laat zien dat status binnen de groep en vriendschappelijke, affectieve relaties in betekenis toenemen. Als kinderen op de basisschool zitten, wordt de status voornamelijk bepaald door positieve eigenschappen. Aardige, behulpzame en sociaal vaardige kinderen zijn favoriete speelkameraadjes. Aan het begin van de adolescentie treedt hierin echter een duidelijke kentering op en gaan andere kenmerken en gedragingen de plek in de hiërarchie meer bepalen. De meest opvallende verandering is de waardering van antisociaal gedrag. Terwijl kinderen op de basisschool hun antisociale leeftijdsgenoten vaak verwerpen en links laten liggen, oefenen antisociale jongeren tijdens de adolescentie grote aantrekkingskracht uit op leeftijdsgenoten. Veel pubers willen graag bij de delinquente, agressieve jongeren horen.

Gat dichten
Een verklaring voor deze omslag in waardering van antisociaal gedrag komt van Moffitt. Deze criminologe stelt dat jongeren tijdens de adolescentie worden geconfronteerd met een maturity-gap: een discrepantie tussen biologische volwassenheid en sociale volwassenheid. De biologische groeispurt wordt onvoldoende vertaald in sociale verantwoordelijkheden en privileges. Jongeren balen ervan als ze nog als kind worden behandeld. Om dit gat tussen biologische en sociale volwassenheid te dichten, gaan jongeren, aldus Moffitt, op zoek naar activiteiten en gedragingen die hun ‘volwassenheid’ benadrukken en een duidelijke breuk laten zien met de kindertijd. Antisociaal gedrag biedt uitkomst. Kleine delinquentie en alcohol- en drugsgebruik onderstrepen die nieuw verworven positie van jongeren. Lego wordt ingeruild voor een peuk. Voor leeftijdsgenoten zijn deze jongeren die voorop lopen in het ‘volwassen’ zijn en succesvol de maturity–gap weten te overbruggen een rolmodel. Zij hebben aantrekkingskracht en mogen zich verheugen op een populaire positie.

Atletisch
Mijn promotieonderzoek bouwt mede voort op het idee van de maturity-gap, maar voegt twee aspecten toe die in deze verklaring vooralsnog onderbelicht bleven. Ten eerste, niet alle antisociale gedragingen, zoals bijvoorbeeld fysieke agressie of pesten, zijn uitsluitend op te vatten als manieren om een volwassen status te verwerven. Deze gedragingen zijn eerder manieren om een status te behouden (‘verdeel-en-heers’), dan om status te verkrijgen. Ten tweede zijn er ook andere kenmerken die biologische volwassenheid benadrukken en helpen om de ‘maturity-gap’ te dichten, zoals fysieke aantrekkelijkheid en atletische vaardigheden. Uit dit promotieonderzoek blijkt dan ook dat populaire jongeren worden gekenmerkt door zowel antisociale als positieve, prosociale kenmerken. Ondanks hun hoge status hebben populaire kinderen ambigue relaties met hun klasgenoten. Populariteit leidt niet automatisch tot vriendschappelijke, affectieve relaties. Veel populaire kinderen worden ook niet-leuk gevonden, want agressieve, antisociale gedragingen doen afbreuk aan leuk gevonden worden door leeftijdsgenoten. Het zijn de ‘maturity-kenmerken’, zoals alcohol- en drugsgebruik en fysieke aantrekkelijkheid en goed zijn in sport, die hieraan wel bijdragen.

Andere sekse
Dat populaire jongeren vooral ook door de andere sekse leuk worden gevonden, duidt op een wezenlijk kenmerk van de adolescentie, namelijk de toename van interacties met de andere sekse. Dat populariteit deze contacten bevordert, is in zekere zin vanzelfsprekend - gelet op de zichtbaarheid van populaire kinderen binnen de groep en hun kenmerken zoals fysieke aantrekkelijkheid en goed zijn in sport. De strijd om status vindt vooral plaats binnen de eigen sekse. Jongens zullen meer met andere jongens om populariteit concurreren dan met meisjes. Omdat populariteit een ‘positioneel goed’ is en bestaat bij de gratie van afwezigheid van het kenmerk bij anderen, kan slechts een beperkt aantal jongeren zich populair noemen. De ‘verliezers’ kunnen dan kiezen: of aanschurken tegen de populaire jongeren of het laten voor wat het is. Vanwege deze onderlinge strijd draagt populariteit meer bij aan affectieve relaties met de andere sekse dan met seksegenoten. Toch zijn populaire jongeren populair omdat ze aantrekkingskracht hebben en een deel van de leeftijdsgenoten graag bij hen wil horen. Dit brengt populaire kinderen in de positie om te kiezen met wie ze bevriend willen zijn. Maar waar selecteren zij hun vrienden op? Voor het begrijpen van vriendschapsrelaties tussen mensen maken we vaak gebruik van een similarity benadering. Dat wil zeggen dat naarmate mensen meer op elkaar lijken, de kans groter is dat ze elkaar leuk vinden. Ongelijkheid vergroot juist de kans dat de ander niet leuk wordt gevonden.

Populariteits pool
Voor populaire kinderen zou omgaan met alleen andere populaire kinderen de consequentie zijn, maar de ‘pool’ van mogelijke vrienden in de eigen klas wordt dan wel erg beperkt. Daarom zullen populaire kinderen zich niet slechts omringen met andere populaire jongeren, maar tevens ‘hulptroepen’ verzamelen die enerzijds hun eigen populariteit benadrukken, maar anderzijds geen bedreiging vormen voor hun positie. Populaire kinderen selecteren vaak vrienden die ‘the best of the rest’ vormen. Deze vrienden zijn minder fysiek aantrekkelijk, minder goed in sport, minder agressief dan zijzelf, maar voldoen wel meer aan deze kenmerken dan de andere niet-populaire klasgenoten. Volledige gelijkheid, zoals verwacht zou worden vanuit de similarity benadering gaat hier niet op. Dat gelijkheid niet per definitie leidt tot meer contact, blijkt ook uit kenmerken van kinderen die niet-leuk worden gevonden door populaire jongeren. Deze kinderen worden niet gekenmerkt door positieve, prosociale kenmerken zoals fysieke aantrekkelijkheid of goed zijn in sport, maar wel door antisociale kenmerken zoals fysieke agressie en alcohol- en drugsgebruik vergelijkbaar met populaire jongeren zelf. Toch kunnen deze kinderen geen aanspraak maken op een plek in ‘the inner circle of the popular crowd’. Dus niet alleen het idee van een maturity gap, ook de similarity-benadering moet genuanceerd worden. Populariteit en status hangen af van zowel prosociale als antisociale kenmerken en jongeren zijn daarin alles behalve gelijk.

Noot
Dijkstra, J.K. (2007), Peer relations of (pre)adolescents: The relation of antisocial and prosocial behavior with status and affection. Rijksuniversiteit Groningen

Dit artikel is eerder verschenen in Facta nummer 3 van 2007. Sinds 2009 heet Facta Sociologie Magazine. Wilt u meer artikelen lezen? Bestel dan oude nummers na of neem een abonnement.