Home » Artikel

Universiteiten weerstaan McDonaldisering

Universiteiten lijken eeuwenoude instituten in een samenleving waarin globalisering en Europeanisering de nieuwe buzzwords zijn. Kurt De Wit inspecteerde Vlaamse en Nederlandse universiteiten en constateerde dat zij meegaan met deze tegenwoordige trends, maar bestand zijn tegen de negatieve effecten van McDonaldisering.

Door Kurt De Wit

Als laatstejaars op de middelbare school, bezocht ik met mijn klas de universiteitsstad Leuven. In het historische centrum mochten we een kijkje nemen in de statige universiteitsgebouwen die duidelijk al eeuwen meegingen. Later leerde ik als student en onderzoeker dat de samenleving in volle ontwikkeling is. Hoe gaan universiteiten om met globale en Europese ontwikkelingen? Dat is de centrale vraag in mijn proefschrift. De laatste twee eeuwen waren universiteiten vooral verbonden met de nationale staat, bijvoorbeeld wat betreft wetgeving en financiering. Het onderzoek naar veranderingen in universiteiten beperkte zich dan ook tot de nationale omgeving. Pas sinds twintig jaar duiken internationale vergelijkingen op. In mijn proefschrift wilde ik een stap verder zetten en veranderingen van de structuur, de cultuur en het beleid van universiteiten verbinden met ontwikkelingen en veranderingen in de ruimer-dan-nationale omgeving. Ik besloot daarbij niet te vertrekken van universiteiten of landen om vervolgens na te gaan wat er gemeenschappelijk is. Ik nam de omgekeerde weg en onderzocht wat ontwikkelingen met een Europees of globaal karakter betekenen voor het beleid en de organisatie van universiteiten.

Netwerksamenleving
Als vertrekpunt nam ik de theorie van de netwerksamenleving van Manuel Castells. Volgens hem ontwikkelen zich door de hele samenleving heen netwerken. Mijn uitgangspunt is dat het ‘netwerken’ als manier van organiseren centraal staat op verschillende niveaus: zowel in het proces van globalisering, als in de ontwikkeling van de Europese Unie en van ‘Europa’, als in de manier waarop organisaties en in het bijzonder universiteiten zich aan deze evoluties kunnen of moeten aanpassen. Maar in plaats van ‘netwerken’ spreek ik liever van ‘oligarchische netwerken’. Want hoewel netwerken meestal gezien worden als erg veranderlijk en wisselend, toon ik aan dat er in netwerken ook sprake is van verticale coördinatie, van een duidelijke sturing vanuit bepaalde punten.

De groei van de Europese Unie schets ik bijvoorbeeld als een evolutie naar een nieuwe soort beleidsruimte, die we met Castells een ‘netwerkstaat’ kunnen noemen. Deze groei herdefinieert de economische, politieke, culturele en sociale contouren van ‘Europa’, waardoor de rol van het ‘nationale’ anders wordt ingevuld. Dit illustreer ik aan de hand van enerzijds de ontwikkeling van de samenwerking op het gebied van hoger onderwijs in de Europese Unie en anderzijds het zogenaamde Bologna-proces, waarin de structuren van het hoger onderwijs in Europa op elkaar worden afgestemd. De band tussen die twee ontwikkelingen blijkt groter dan vaak aangenomen. Ik spreek daarom liever, voor zover het gaat om hoger onderwijs over ‘Europa’ als relevante beleidsruimte, omdat niet alleen de nationale scheidingslijnen doorbroken worden, maar ook nieuwe verbindingen ontstaan die de grenzen van de Europese Unie overschrijden.

Samenwerking en competitie
De netwerksamenleving vraagt om een netwerkuniversiteit. Althans, dat is wat je theoretisch kunt verwachten. Daarom schets ik in het proefschrift een model van een ‘netwerkuniversiteit’. Daarmee geef ik een antwoord op de vraag wat het voor een universiteit als organisatie zou betekenen om van een professionele bureaucratie te evolueren naar een netwerkorganisatie. Een universiteit als netwerkorganisatie heeft een geïntegreerde cultuur gericht op innovatie, samenwerking én competitie. Haar structuur is gedifferentieerd. Communicatie verloopt horizontaal en in samenwerking (met name transdisciplinair), maar er is ook ‘verticale’ coördinatie (sturing en management). En zo’n universiteit heeft, ten slotte, (markt-)relaties met ‘externen’. De ‘netwerkuniversiteit’ is een model waarmee je concrete veranderingen in universiteiten kunt onderzoeken. Ik voerde zes casestudies van universiteiten uit, waarvan er uiteindelijk vier in het proefschrift zijn opgenomen, twee Nederlandse en twee Vlaamse universiteiten. Bij de twee andere casestudies, van Duitse universiteiten, lukte het me niet voldoende interviews af te nemen en documenten te verzamelen. Bij de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit Twente in Nederland en de Katholieke Universiteit Leuven en het Limburgs Universitair Centrum in Vlaanderen bracht ik aan de hand van interviews, documentanalyse en een sitebezoek in kaart hoe zij concreet met de veranderende omgeving, door globalisering en Europeanisering, omgaan. Ik sprak met beleidsvoerders en analyseerde beleidsdocumenten om na te gaan hoe de beleidsmakers aan universiteiten de veranderende omgeving zien en hoe zij hun beslissingen daar (al dan niet) naar richten.

Geen McDonalds
Vaak bestaat de vrees dat globalisering leidt tot meer gelijkheid (zoals een hamburger van McDonald’s overal precies hetzelfde smaakt). Deze bezorgdheid voor ‘McDonaldisering’ gaat ook op voor universiteiten: de Europese beleidscontext, de (neo-liberale) economische doelstellingen en kenmerken van het hoger onderwijs zelf, stellen universiteiten bloot aan een druk tot homogenisering. Uit mijn proefschrift blijkt echter dat universiteiten niet naar eenzelfde model evolueren. Ze worden niet allemaal ‘netwerkuniversiteiten’. Het netwerkuniversiteitmodel voor een succesvolle adaptatie aan een veranderende omgeving, blijkt slechts ten dele de kritische toets met de empirie te kunnen doorstaan. Globalisering zet echter wel thema’s op de agenda. Denk aan de mate waarin de universiteit zich als een onderneming moet gedragen, de nadruk op output moet leggen en hoe sterk de beleidsvoerders sturend moeten optreden. Hoewel globalisering dezelfde agendapunten op de kaart zet, interpreteren universiteiten deze vervolgens verschillend, op een manier die bij de eigen situatie past. Daardoor zien agenda’s er op het eerste zicht gelijk uit, maar in de praktijk blijkt er een groot verschil in de doelen die universiteiten zich stellen en de veranderingen die ze doorvoeren. De universiteiten met hun soms middeleeuws aandoende structuren blijken in mijn casestudies zowel stabiel als veranderlijk genoeg om de uitdagingen die de veranderende omgeving met zich meebrengt, succesvol aan te gaan.

Literatuur
Kurt De Wit (2008), Universiteiten in Europa in de 21e eeuw. Netwerken in een veranderende samenleving. Gent: Academia Press.

Dit artikel is eerder verschenen in Facta nummer 3 van 2008. Sinds 2009 heet Facta Sociologie Magazine.